Op de voorgestelde vraag (dubium): Heeft de Kerk de macht om de zegening te geven aan verbintenissen van personen van hetzelfde geslacht?
Antwoord (responsum): Neen
rklarende Nota
1
In sommige kerkelijke kringen worden plannen en voorstellen voor zegeningen van verbintenissen van personen van hetzelfde geslacht naar voren gebracht. Dergelijke projecten worden niet zelden gemotiveerd door een oprecht verlangen om homoseksuele personen te verwelkomen en te begeleiden. Aan hen worden wegen van groei in geloof voorgesteld, “opdat degenen die blijk geven van een homoseksuele oriëntatie de hulp kunnen krijgen die ze nodig hebben om Gods wil te begrijpen en volledig uit te voeren in hun leven.” 1
Op zulke wegen kunnen het luisteren naar het woord van God, het gebed, de deelname aan kerkelijke liturgische handelingen en het uitoefenen van naastenliefde een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen van de opdracht om de eigen geschiedenis te lezen en om met vrijheid en verantwoordelijkheid vast te houden aan eigen roeping van het Doopsel want “God houdt van iedereen en de Kerk doet hetzelfde” 2
waarbij elke onrechtvaardige discriminatie verwerpen wordt.
Onder de liturgische handelingen van de Kerk hebben de sacramentaliën een bijzonder belang: “Dit zijn heilige tekens die lijken op de sacramenten: ze duiden op effecten, in het bijzonder van spirituele aard, die worden verkregen door tussenkomst van de Kerk. Door hen worden de mensen toegerust om de belangrijkste uitwerking van de sacramenten te ontvangen en worden verschillende situaties van het leven geheiligd.” 3
De Catechismus van de Katholieke Kerk
specificeert dan ook dat “sacramentaliën niet de genade van de Heilige Geest verlenen zoals de sacramenten dat doen, maar door het gebed van de Kerk bereiden ze ons voor om genade te ontvangen en brengen ze ons in de dispositie om ermee samen te werken.” 4
2
Zegeningen behoren tot de categorie van de sacramentaliën, waarbij de Kerk “de mensen oproept om God te loven, hen aanmoedigt om zijn bescherming af te smeken en hen aanspoort om zijn barmhartigheid te verdienen met de heiligheid van leven.” 5
Bovendien zijn ze “ingesteld als een soort van nabootsing van de sacramenten, en zijn het bovenal tekenen van geestelijke effecten die worden bereikt door tussenkomst van de Kerk.” 6
Om in overeenstemming te zijn met de aard van sacramentaliën, is het, wanneer een zegen wordt ingeroepen omtrent bepaalde menselijke relaties, naast de juiste intentie van degenen die deelnemen, noodzakelijk dat wat gezegend is objectief en positief gericht is op het ontvangen en uitdrukken van de genade, volgens de plannen van God ingeschreven in de schepping, en volledig geopenbaard door Christus de Heer. Daarom zijn alleen die realiteiten die op zichzelf gericht zijn op het dienen van die doeleinden in overeenstemming met de essentie van de zegening die door de Kerk wordt verleend.
Om deze reden is het niet geoorloofd om een zegening te geven aan relaties of partnerschappen, zelfs stabiele, die seksuele activiteit buiten het huwelijk inhouden (d.w.z. buiten de onverbrekelijke verbintenis van een man en een vrouw die op zichzelf openstaat voor de overdracht van het leven), zoals het geval is bij de verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht. 7
De aanwezigheid in dergelijke relaties van positieve elementen, die op zichzelf dienen te worden gewaardeerd, kunnen deze relaties niet rechtvaardigen en ze legitieme objecten van een kerkelijke zegening maken, aangezien deze positieve elementen bestaan ten dienste van een verbintenis die niet gericht is op het plan van de Schepper is.
3
Bovendien, aangezien zegeningen voor personen verband houden met de sacramenten, kan de zegening van homoseksuele verbintenissen niet als geoorloofd worden beschouwd. Dit komt omdat ze een zekere imitatie of analogie zouden vormen van de huwelijkszegen 8
die wordt ingeroepen voor de man en de vrouw verenigd in het sacrament van het huwelijk, terwijl in feite “er geen enkel reden is om analogieën aan te nemen of vast te stellen, zelfs geen verre analogieën, tussen homoseksuele verbintenissen en Gods plan betreffende huwelijk en gezin.” 9
De verklaring omtrent de ongeoorloofdheid van zegeningen van verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht is daarom niet, en is niet bedoeld als, een vorm van onrechtvaardige discriminatie, maar eerder een herinnering aan de waarheid van de liturgische ritus en aan de aard van de sacramentaliën, zoals de Kerk ze begrijpt.
De christelijke gemeenschap en haar herders zijn geroepen om met respect en gevoeligheid personen met homoseksuele neigingen te verwelkomen, en zullen weten hoe ze de meest geschikte manieren kunnen vinden, in overeenstemming met de leer van de Kerk, om hun het Evangelie in zijn volheid te verkondigen. Tegelijkertijd dienen deze personen de oprechte nabijheid van de Kerk – die voor hen bidt, hen vergezelt en hun reis van het christelijk geloof deelt 10
– te erkennen en de leringen met oprechte openheid te ontvangen.
4
Het antwoord op het voorgestelde dubium sluit de zegeningen niet uit die worden gegeven aan individuele personen met homoseksuele neigingen 11
, die de wil tonen om trouw te leven volgens de geopenbaarde plannen van God zoals voorgesteld door de leer van de Kerk. Het verklaart eerder elke vorm van zegening die ertoe neigt hun verbintenissen als zodanig te erkennen, ongeoorloofd. In dit geval immers zou de zegen niet de bedoeling bezitten om dergelijke individuen toe te vertrouwen aan de bescherming en de hulp van God maar om een keuze en levenspraxis goed te keuren en aan te moedigen die niet erkend kan worden als zijnde objectief gericht op de geopenbaarde plannen van God. 12
Terzelfdertijd herinnert de Kerk eraan dat God niet ophoudt elk van zijn pelgrimerende kinderen in deze wereld te zegenen omdat voor Hem “wij belangrijker zijn dan alle zonden die wij kunnen begaan.” 13
Maar hij zegent niet de zonde en kan dit niet doen: Hij zegende de zondaar opdat hij moge erkennen dat hij deel uitmaakt van Zijn plan van liefde en dat hij zich laat veranderen door Hem. Hij immers “neemt ons aan zoals we zijn maar laat ons nooit achter zoals we zijn.” 14
5
Om deze redenen heeft de Kerk niet de macht en kan Zij deze macht niet bezitten om verbintenissen van personen van hetzelfde geslacht te zegenen in de betekenis zoals boven uiteengezet.
Tijdens de audiëntie verleend aan ondergetekende, de secretaris van deze Congregatie, werd Paus Franciscus geïnformeerd over en gaf zijn goedkeuring aan de bovenvermelde Responsum ad dubium, te samen met de toegevoegde Verklarende Nota. (Nota esplicativa)
Rome, op de zetel van de Congregatie voor de Geloofsleer, 22 februari, feest van de Cathedra van de heilige Apostel Petrus.
Luis F. Kard. Ladaria, S.J.
Prefect
+ Giacomo Morandi
Titulair aartsbisschop van Cerveteri
Secretaris